Er
was eens een meisje dat Roodkapje heette, omdat ze altijd
een mooi rood mutsje op haar hoofd droeg. Op een dag riep
haar moeder Roodkapje bij zich. Ze gaf haar een mandje met
een fles wijn, koekjes, appels en een heerlijke peperkoek.
"Grootmoeder
is een beetje ziek", zei ze. "Wil jij dit mandje
naar haar toebrengen?" Natúúrlijk wilde roodkapje dat
doen. "Maar wel op het pad blijven, hoor!". "Ja
mamma, dat beloof ik." En daar ging Roodkapje, op weg
naar haar grootmoeder. Onderweg kwam Roodkapje een wolf tegen.
"Dag meisje", zei de wolf. "Dag wolf",
zei Roodkapje. "Waar ga je naartoe?", vroeg de wolf.
"Ik ben op weg naar grootmoeder met een mandje vol lekkers."
"Wat lief ", zei de wolf. "Zie je die bloemen
daar? Daar zal grootmoeder vast ook heel blij mee zijn."
"Dat is te ver, ik moet op het pad blijven", zei
Roodkapje. "Ach," glimlachte ze. "Er kan toch
niets gebeuren!"
En
Roodkapje verliet het pad en plukte de bloemen. De wolf zag
zijn kans schoon en rende naar het huisje van Grootmoeder.
"Grootmoeder?", zei hij met een hele hoge stem.
"Ik ben Roodkapje!" "Trek maar aan het touwtje,
kind, dan gaat de deur vanzelf open", riep grootmoeder.
De wolf trad binnen en vrat grootmoeder in één hap op. Toen
trok hij een jurk van grootmoeder aan, deed haar slaapmuts
op en ging in de bedstee liggen. Intussen had Roodkapje een
grote bos bloemen geplukt. OEI! Het was al laat.
Ze
rende naar het huisje. Snel liep ze naar binnen. "Grootmoeder?"
"Roodkapje!" riep de wolf met verdraaide stem. Wat
zag grootmoeder er vreemd uit! "Grootmoeder?", vroeg
Roodkapje aarzelend. "Wat heeft u een rare stem!"
"Ughu, ughu, ik ben een beetje verkouden, mijn kind!"
"Enne... wat heeft u grote oren!" "Daar kan
ik je beter mee horen!" "En van die grote ogen!"
"Maar liefje, daar kan ik je beter mee zien!" "En
grootmoeder? Die grote tanden?" "Daar kan ik je
beter mee opeten!"
En
de wolf sprong uit bed en vrat Roodkapje in één hap op. Tevreden
over zijn volle maag klom hij in de bedstee van grootmoeder.
Al snel snurkte hij zó hard, dat de koffiekopjes in de kast
ervan rammelden. Er liep een jager langs het huisje van grootmoeder.
Hij bleef even staan en luisterde. "Grote grutjes",
dacht hij. "Wat snurkt die oude dame! Eens even kijken!"
Hij stapte het huisje binnen, en zag de wolf in de bedstee
liggen. "Wie hebben we daar!", sprak hij. "Als
dat de Grote Boze Wolf niet is. Zou hij soms grootmoeder opgegeten
hebben?" De jager sneed de buik van de jager voorzichtig
open, met zijn zakmes. Hé! Daar bewoog iets. Iets roods...
"Roodkapje!", riep de jager. "Die dekselse
wolf! Kijk, en daar is Grootmoeder." "Was me dat
schrikken", zei grootmoeder terwijl ze uit de wolf stapte.
"Heeft iemand zin in een kopje thee?" "Ik zal
eerst die buik van de wolf vullen met stenen", zei de
jager. "Dat zal hij niet leuk vinden"
Dat
vond de wolf inderdaad niet leuk. Toen hij wakker werd viel
hij na een paar tellen dood neer. Even later zaten de grootmoeder,
roodkapje en de jager gezellig te smullen van thee, wijn en
peperkoek. "Nou", zei roodkapje met volle mond.
"Dat is nog goed afgelopen! Een ding is zeker: ik ga
nooit meer van het pad af!"
|